woensdag 2 september 2020

A Caribbean Mystery - een Filmrecensie

 

Joan Hickson

‘Ik heb gisteren een foto van m’n neef Raymond aan de majoor laten zien en ik denk dat hij tussen z’n eigen foto’s is beland.’

Iedereen heeft zo zijn eigen ideeën over hoe de miss Marple boeken verfilmd moeten worden, hoe miss Marple er uit moet zien en hoe ze zich moet gedragen. Maar ik stel mij bij elke verfilming de vraag; is het geloofwaardig? Als het antwoord daarop ‘ja’ is dan hoeft wat mij betreft de verfilming niet letterlijk het boek te volgen. Neem het bovenstaande citaat van miss Marple uit het boek ‘A Caribbean Mystery’. Miss Marple heeft ongetwijfeld in haar jeugd geleerd dat ze niet mag jokken, maar hier dient het een hoger doel dus Agatha Christie zorgt er voor dat miss Marple heel overtuigend kan liegen en tegelijkertijd geloofwaardig blijft. Zo zie je maar weer dat zelfs Agatha Christie haar schepping dingen laat zeggen die eigenlijk tegen haar karakter in gaan.

‘A Caribbean Mystery’ is niet mijn meest favoriete miss Marple verhaal. Ik kan niet echt verklaren waardoor het komt, maar ik heb steeds het gevoel dat miss Marple een beetje uit haar element is. Zo vreemd is dat eigenlijk niet want ze is nu eenmaal uit haar natuurlijke omgeving; Engeland, gehaald.

Voor zowel ik weet zijn er drie verfilmingen gemaakt van ‘A Caribbean Mystery’; één stamt uit 1983 met Helen Hayes in de hoofdrol, in 1989 was er de versie met Joan Hickson en de laatste verfilming komt uit 2013 en daarin speelt Julia McKenzie miss Marple.

Helen Hayes

 Hoewel ik Helen Hayes een hele acceptabele miss Marple vind moet ik bekennen dat ik haar versie van ‘A Caribbean Mystery’ de minste van de drie vind. Hayes’ miss Marple doet mij wat denken aan de meer recentere miss Marple; Geraldine McEwan. Beide dames gaan er van uit dat miss Marple geniet van het opsporen van de moordenaar. McEwan geeft miss Marple zelfs een twinkel in haar ogen. Hayes zie je genieten als ze iemand voor haar karretje spant of een list bedenkt. Maar waar McEwan zo af en toe verdrietig wordt van alle ellende die een moord met zich mee brengt mis ik dat bij Hayes. Wat mij betreft maakt dat McEwan wat mij betreft een geloofwaardigere miss Marple neer zet dan Hayes.

Cassie Yates, Zakes Mokae, Swoosie Kurtz, Stephen Macht

 De andere oudere acteurs in de 1983 versie zijn nog wel goed, maar de jongere zijn typische B televisie acteurs. Hun acteerwerk is weinig overtuigend. Ze overdrijven te veel in hun spel om serieus genomen te worden, maar ze overdrijven te weinig om er een komisch element van te maken. Wat met de Margaret Rutherford films wel is gelukt. Helaas vind ik de opbouw van het verhaal van de 1983 versie wat voorspelbaar. Er wordt in het begin al behoorlijk wat van het plot weg gegeven helaas. Wat wel pleit voor deze versie is dat er een zwarte acteur is genomen voor de rol van dokter. Wat heel geloofwaardig is want waar het boek zich afspeelt in de jaren 50 is deze tv film verplaatst naar het heden. Wat een begrijpelijke beslissing is van de makers omdat de budgetten van tv producties niet zo hoog waren als dat van bioscoop films.

Sheila Ruskin, Joan Hickson

Dan kom ik bij mijn meest favoriete versie; die met Joan Hickson uit 1989. Vooral de opbouw van het verhaal vind ik goed. Zoals bij alle miss Marple films met Hickson loopt ze rond als een onderkoelde victoriaanse dame. Wat ik knap vind is dat, hoewel ze weinig emotie toont, miss Marple nergens hooghartig over komt. Hickson weet miss Marple toch op een één of andere manier menselijk te maken.

 

Julia McKenzie

Julia McKenzies miss Marple is iets minder victoriaans. Hoewel ze, net zoals McEwan, ook zo af en toe geëmotioneerd raakt oogt McKenzie nergens zo fragiel als Hickson’s of Hayes’ miss Marple. Fief en monter stapt McKenzie zelfverzekerd over het strand. Jammer want het fragiele voorkomen is een belangrijk onderdeel van miss Marple’s. Hiermee weet ze menig moordenaar zand in de ogen te strooien. Maar toch stel ik mij de vraag; is het geloofwaardig? Ik zou zeggen; ja. Ik kan mij zo voor stellen dat, gezien het feit dat ze nooit getrouwd is, ze in haar jongere jaren haar mannetje wel kon staan. In de oude victoriaanse tijd was het belangrijk dat meisjes een zo goed mogelijke partij trouwden. Er werd bedenkelijk gekeken naar oudere vrijgezelle dames. Miss Marple moet dus wel een sterk karakter hebben gehad toen ze jong was en dat ze dat als oudere dame nog steeds laat zien in haar lichaamshouding dan vind ik dat geloofwaardig.

In hele grote lijnen volgt het verhaal van de 2013 versie van ‘A Caribbean Mystery’ het boek, maar er zijn wel behoorlijk wat vrijheden genomen en dan gaat het niet alleen over het feit wie wat heeft gezegd. Er zijn personages toegevoegd die wat mij betreft er niet in hadden gehoeven. Verder is er het element van voodoo in gestopt. Het verklaart wel het een en ander, maar ik vermoed dat het er meer aan is toegevoegd vanwege effectbejag. Het maakt dat het verhaal meer spanning en vaart heeft, maar je moet toe geven dat Agatha Christie detectives schreef en geen horror- of thriller verhalen. Aan de andere kant schreef Agatha Christie ook geen komedies, maar des al niet te min heb ik toch zeer genoten van de komische noot in ‘Les Petits Meurtres d'Agatha Christie’, de Franse interpretatie van Christies detective verhalen.

zaterdag 1 februari 2020

L'Invitation au Voyage (1927) - een Zwijgende Filmrecensie

 “Een vrouw, die door haar man verwaarloosd wordt tracht op een avond afleiding te vinden in een bar. Daar ontmoet zij een zeeofficier. Als deze echter ontdekt dat zij moeder is breekt hij het onderhoud af.

Ik heb getracht de beelden zelf de gedachten te doen weergeven en mijn hoop dat de toeschouwers mijn poging zullen willen steunen”
Germaine Dulac.

Mijn eerste indruk van ‘L'Invitation au Voyage’ was dat de restaurateur zich een beetje te veel had laten gaan en zijn fantasie had los gelaten op de wenkbrauwen van zowat alle acteurs. Maar dit blijkt niet het geval te zijn. Het was de keuze van regisseur Germaine Dulac om de acteurs een androgyn uiterlijk te geven. Hoewel de tijd in 1927, waarin de film gemaakt is, er nog niet rijp voor was was het voor Dulac een logische keuze. Ze begon haar carrière in 1900 als schrijfster voor het Franse feministische tijdschrift ‘La Fronde’. Door haar vriendschap met actrice Stacia Napierkowska raakte ze in 1914 geïnteresseerd in de film en een jaar later begon ze samen met haar man een filmproductie bedrijf waarvoor ze zelf de films regisseerde. Vanaf 1918 ging ze ook zelf scenario’s schrijven voor haar eigen films. L'Invitation au Voyage schreef ze samen met Irène Hillel-Erlanger. Voor wie van poëzie houdt komt het onderwerp van de film misschien bekend voor. Het is een verhaal naar het gedicht ‘Fleurs du mal’ van Charles Baudelaire.

Dulac vond het belangrijk dat haar films onafhankelijk waren van invloeden van buitenaf en dat individuele artisticiteit en creativiteit voorop moesten staan. Nu zou je de film kunnen classificeren als een Art House film. Ik denk dat juist de onafhankelijkheid van Dulac er voor heeft gezorgd dat ‘L'Invitation au Voyage’ en veel van haar andere films heden ten dage nog steeds modern aan doen.

 De film lijkt een beetje te slepen, maar dat bedoel ik niet op een negatieve manier. Ik denk niet dat daar een technische grondslag aan ligt. Gezien Dulac’s visie op het maken van films kunnen we er denk ik wel van uit gaan dat het haar bedoeling was om de vertraging in het tempo van de film, die vooral veroorzaakt wordt door de manier van acteren en montage, toe te voegen. Het zorgt er voor dat de film een diepere betekenis krijgt die ook nog eens versterkt wordt door het ontbreken van tussentitels. Poëtisch zou ik het willen noemen. Ik weet niet wat Baudelaire er van zou hebben gevonden, maar ik vermoed dat geen enkele poëet bezwaar zou hebben tegen wat meer poëzie in een film. Zonder dat zou ‘L'Invitation au Voyage’ misschien wel één van de zoveelste niemendalletjes van een lang uitgemolken thema zijn geworden.


Vanaf 1930 ging Dulac newsreels maken voor Pathé en later voor Gaumont. Ik weet niet waarom ze daarvoor koos, maar gezien haar feministische inslag vermoed ik dat ze een groter publiek wilde bereiken en daarvoor bereid was om bepaalde concessies te doen. Ik heb geen newsreels van haar gezien maar ik denk dat ze in ieder geval niet gezwicht was voor de druk van de commercie. Dulac zorgde namelijk niet alleen met haar films, maar ook als persoon voor veel controverse. Zoveel zelfs dat zelfs na haar dood haar necrologie in een Frans tijdschrift niet door de censuur kwam. Pas na heftig protest van de hoofdredacteur werd het drie weken later als nog gepubliceerd. Aldus Wikipedia.

Suspense (1913) - een Zwijgende Filmrecensie

 

Suspense uit 1913 is losjes gebaseerd op het in 1901 geschreven toneelstuk ‘Au Telephone’ van André de Lorde en Charles Foleÿ. Lorde kwam uit een familie van arme aristocraten. Hoewel hij graaf was werkte hij overdag gewoon in een bibliotheek. Maar ’s nachts schrijft hij toneelstukken. Dit zijn thrillers die hem de bijnaam ‘Prince de la Terreur’ opleverde.
Charles Foleÿ was al een gerenommeerde schrijver van historische en populaire romans en toneelstukken toen hij met Lorde dit toneelstuk schreef. In 1902 zou Foleÿ het uitwerken tot een novelle. Er wordt gezegd dat het verhaal gebaseerd is op een ware gebeurtenis, maar ik heb daar geen concreet bewijs van kunnen vinden.

Maar het toneelstuk had los daarvan waarschijnlijk evengoed succes want datzelfde jaar werd het onder de titel ‘At the Telephone’ in New York City opgevoerd. Al snel besefte men dat dit stuk heel geschikt was om te verfilmen. Of nou ja snel… Voor zover ik heb kunnen achterhalen maakte regisseur Lucien Nonguet in 1906 onder de titel ‘Terrible angoisse’ er de eerste film van. Twee jaar daarna maakte een tot op heden onbekende regisseur ‘Le médecin du château’ die in Amerika werd vertoond onder de titel ‘A Narrow Escape’.

Hoewel het in het zwijgende filmtijdperk niet uitmaakte uit welk land de film kwam had de Amerikaanse filmpionier Edwin S. Porter toch de behoefte om zijn eigen versie van ‘Au Telephone’ te maken en in 1908, 5 maand nadat ‘A Narrow Escape’ in Amerika in première was gegaan, werd zijn ‘Heard Over the ’Phone’ overal in het land vertoond. Voor zover ik weet is de film verloren gegaan, maar de krant ‘the Mirror’ was niet alleen lovend over het onderwerp van de film maar ook positief over de acteerprestaties en cinematografie. ‘The acting of this picture is good, and photographically it is especially artistic.’

Hoewel D.W. Griffith in 1909 aan het begin van zijn carrière stond had hij al een hele rits shorts op zijn naam staan toen hij ‘The Lonely Villa’ maakte. Drie jaar later zou hij het thema nog een keer gebruiken in ‘An Unseen Enemy’. Een film die nog wel eens genoemd wordt in filmdocumentaires omdat deze het filmdebuut was van Lillian en Dorothy Gish.

En dan komen we uiteindelijk in 1913 aan bij deze film ‘Suspense’ van Lios Weber en Philips Smalley. De versie van ‘Au Telephone’ die wat mij betreft met kop en schouders boven ‘Le médecin du château’ en ‘The Lonely Villa’ uit steekt. De spanningsopbouw, de keuze van de camerastandpunten en de montage doen de titel eer aan. En dat 7 jaar voor dat ‘the master of suspense’ Hitchcock zijn eerste stappen in de filmindustrie zou zetten.

Lois Weber schreef het scenario en regisseerde de film samen met haar man Phillips Smalley. Ze maakten vanaf 1907 al samen films die gepromoot werden onder de naam ‘The Smalleys’. Veel van Webers films waren sociale drama’s die bedoeld waren om het volk te verheffen. In een interview in Movie Pictorial uit 1915 spreekt ze tegen dat dit denigrerend zou zijn. Ze stelt dat het publiek uitstekend in staat is om “mooie gedachten” goed te interpreteren en films goed te begrijpen en dat dát juist zal leiden tot het hoger op willen komen in het leven. Misschien lag de oorsprong hiervan in haar jongere jaren. Toen ze het huis uit ging leefde ze in armoede en werkte als straat evangelist en hield zich bezig met sociaal activisme bij de evangelische Church Army Workers, hier heet dat het leger des heils.

Lois was vooral de drijvende kracht achter ‘The Smalleys’. Sommige mensen noemen haar dominant, maar aangezien die term in combinatie met het zijn van een vrouw vaak een negative bijklank heeft hou ik het liever op de drijvende kracht. Maar in deze film speelt ze het hulpeloze vrouwtje. Zoals vrouwen over het algemeen in 1913 toch vaak, al dan niet graag, gezien werden.

Volgens sommigen zou Lon Chaney een kleine bijrol in deze film spelen. Hij zou een zwerver zijn. De enige zwerver, buiten Sam Kaufman die de schurk speelt, die ik kan ontdekken is die ondersteboven gereden wordt. Het is lastig te zien, maar de zwerver lijkt me een beetje te jong daarvoor. Lon Chaney was 30 in 1913. Maar als ik de zwerver met foto’s van de jonge Lon Chaney vergelijk ziet het ernaar uit dat ie wel dezelfde gezichtsvorm heeft en zeker zijn kin lijkt hetzelfde kenmerkende kuiltje te hebben. Maar ook dat is lastig te beoordelen aangezien hij een sigaret op steekt.

In het verleden vond ik het altijd leuk om uit te zoeken wie het eerste iets had uitgevonden of gebruikt had. Maar, hoewel ik het nog steeds interessant vind, is dat minder belangrijk geworden voor me. Niets wordt gecreëerd uit het niets. Iedereen borduurt voort op de ideeën en uitvindingen van een ander en patenthouders blijken vaak toch niet de eerste te zijn die hetgeen hebben uitgevonden waarvan ze het patent hebben.
En in de filmindustrie blijkt vaak ‘de eerste zijn’ met iets maar tijdelijk want er zijn zo ontzettend veel films verloren gegaan of gewaand die zo af en toe toch nog ergens opduiken. Maar op dit moment ziet het er naar uit dat het sleutelgat masker wat in het begin van ‘Suspense’ is gebruikt de eerste in de filmgeschiedenis is. Maar het gebruik van maskers gaat al terug naar veel eerder toen de gebroeders Lumière ermee experimenteerden en ik kan me voorstellen dat het daarvoor al in de fotografie werd gebruikt.

Snelle montage om de film meer spanning te geven was niet nieuw. De triptych shots die gebruikt zijn om verschillende gebeurtenissen tegelijk weer te geven, in dit geval bij de telefoongesprekken, waren al drie jaar eerder in de Deense film ‘Den hvide slavehandel’ gebruikt. Griffith had in 1912 in ‘The Musketeers of Pig Alley’ al iemand richting de camera naar een close-up laten lopen. Dus het shot waar de zwerver de trap op sluipt en in close-up langs de camera loopt in ‘Suspense’ was ook niet nieuw.

Belangrijker vind ik dat Weber en Smalley wat al bestond hebben geperfectioneerd en optimaal hebben gecombineerd. In de Deense film bestaan de triptych shots uit drie stroken naast elkaar hier zijn de vlakken verdeeld in driehoeken wat ik persoonlijk grafisch interessanter vind. Griffith liet iemand op straat rechts in beeld naar een close-up sluipen en vervolgens weer rechts langs de camera uit beeld laten lopen. In ‘Suspense’ komt de schurk rechts in beeld de trap op, bovenaan is ie close-up en gaat vervolgens links het beeld weer uit. Ik vind dat er hier van de close-up een veel dreigender effect uit gaat en meer spanning oplevert.

Persoonlijk vind ik 'Suspense' één van de beste shorts uit de jaren 10 van de vorige eeuw die ik heb gezien.

dinsdag 1 oktober 2019

Meurtre en trois actes (2013) - een Filmrecensie

Ik dacht dat deze film een adaptatie was van Agatha Christies ‘Murder in Three Acts’. Ik kwam er al snel achter dat dit niet het geval was. Toch vind ik deze detective wel amusant.

Er wordt redelijk goed in geacteerd en camera, montage en kostuums vind ik ook goed. Het verhaal speelt zich af in het heden, maar elementen uit verschillende periodes worden in deze film gemengd. Zo rijdt iedereen rond in auto’s uit het heden, maar is er een man met een jaren 80 kapsel, een dame met een jaren 90 kapsel en dat allemaal afgewisseld met de klassieke kostuums die ze dragen als ze een toneelstuk opvoeren. Het maakt het een beetje vreemd, maar daardoor ook luchtiger.

Het verloop van het verhaal is niet perfect, maar ik heb me er niet aan zitten ergeren. Ik vind ‘Meurtre en trois actes’ zeker geen A-film, maar stijgt wel boven de B-film uit. Zeker het einde zou niet misplaatst zijn in een A-film. Ik was er toch in ieder geval verrast over het toch wel erg goede einde.

zondag 1 september 2019

Mode de Paris (1926) - een Zwijgende Filmrecensie



Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog zorgde de vrouwenemancipatie dat de vrouw een nieuwe positie kreeg in de maatschappij. Men kon niet meer om de suffragettes heen. Deze sociale revolutie was ook terug te zien in de mode. Rokken en kapsels werden korter, sigarenhouders werden accessoires. Dit was ook terug te zien in de bioscoop, met name in de bioscoopjournaals waarin de mode voor de moderne vrouw werd getoond. Couturiers die vermeld waren op de tussentitels en werden sterren. De films waren vaak met een stencil methode van kleur voorzien die de textuur van de stoffen accentueerden en de kleuren realistisch benaderden.



‘Mode de Paris’ uit 1926 laat zien dat de schoonheidsidealen voor modellen verschilden van die van vandaag de dag. In de jaren 20 was schoonheid niet een vereiste voor een model.



Omdat Parijs toen al de modehoofdstad was gaven de studios die deze modejournaals produceerden deze films de titel Paris Fashions. Omdat deze geen actueel nieuws waren konden ze deze modeshows voor langere perioden vertonen. Ze konden zelfs worden geëxporteerd zoals blijkt uit de dit modejournaal uit 1926 dat is teruggevonden in Nederland.

maandag 1 juli 2019

L'émeute / Sur la barricade / L'enfant de la barricade (1907) - een Zwijgende Filmecensie

L'enfant de la barricade (1907)


‘L'enfant de la barricade’ is een korte film uit 1907 van Alice Guy-Blaché. Tot voor kort voor kort was deze filmpionier in de vergetelheid geraakt. Veel van haar vroege experimenten en shorts werden vaak door filmhistorici toegeschreven aan haar mannelijke collega’s. Maar het was Alice Guy Blaché die in 1896 de eerste film met een verhaal er in maakte. Dit is daar ook eentje van. Als dochter van een uitgever en boekwinkelier is het niet zo vreemd dat juist zij als eerste op het idee kwam om een verhaal te filmen.

‘L'enfant de la barricade’ vertelt het simpele verhaal over een jongen die melk gaat halen voor zijn moeder. Dat blijkt in de tijd van de Franse revolutie toch even een wat lastigere klus dan je zou denken.

L'enfant de la barricade (1907)

Dit was de laatste film die Alice Guy Blaché zou maken voor ze met haar kers verse echtgenoot naar Amerika zou vertrekken. Dat zou de keuze van het thema kunnen verklaren. ‘L'enfant de la barricade’ is vrij sober opgezet. Er is niet veel geld besteed aan decors. De straten waar in gefilmd is zou uit elke periode in de geschiedenis kunnen komen. Een reden hiervoor kan zijn dat ze het jaar daarvoor een big budget film van 33 minuten over het leven van Jezus Christus had gemaakt. In 1906 was 33 minuten heel erg lang voor een film. Een andere reden kan natuurlijk zijn dat vertrekken naar een ander werelddeel zekere risico’s met zich mee brengt. Reserve kapitaal is dan natuurlijk wel prettig om te hebben.

L'enfant de la barricade (1907)

We zien in deze film dat de personages in en uit het beeld lopen. Dat was in 1907 niet gebruikelijk. De acteurs bleven, als op toneel, in het beeld. In 1906 begon Guy Blaché als eerste met acteurs in en uit het beeld te laten lopen.

Wat ik ook mooi vind aan deze film is dat er een zeker optimisme in zit. Zo vertrouwd de officier van het executiepeloton er op dat iemand terug komt om zichzelf te laten executeren.

Ook filmtechnisch vind ik het mooi. Alle scenes hebben een mooie compositie. Ik denk dat er niets aan het toeval is over gelaten. De lengte van de shots zijn ook precies goed. Guy-Blaché had goed in de gaten dat de montage invloed had op de vaart en spanningsopbouw van het verhaal. En dat in 1907.

L'enfant de la barricade (1907)

Het acteren is natuurlijk wat melodramatisch, maar ik vind het mooi te zien dat Guy Blaché laat zien dat de meest simpele dagelijkse handelingen geplaatst in een ongewone situatie in eens heel interessant kan worden. En ik denk dat dit soort verteltechniek nu nog steeds heel goed werkt. Veel oorlogsfilms van tegenwoordig gaan over gewone mensen die in een ongewone situatie dingen doen die ze anders nooit zouden doen.

De scene waar in de opstandelingen worden geëxecuteerd worden doen me een beetje denken aan Goya’s schilderij ‘De executie van de opstandelingen op 3 Mei 1808’. Het heeft een beetje dezelfde dramatiek.

Van alle vroege filmpjes die ik heb gezien vind ik ‘L'enfant de la barricade’ er toch wel boven uit steken.



zaterdag 1 juni 2019

The White Shadow (1924) - een Zwijgende Filmrecensie

Betty Compson

“Born without soul, the spirit of rebellion now dominates Nancy, while the great soul of Georgina grieves for her sister.”

Clive Brook en Betty Compson

Maar naar hedendaagse maatstaven is Nancy helemaal geen zielloze vrouw waarom gerouwd moet worden. Het enige wat zij wil is de vrijheid om zelf te kunnen kiezen met welke mannen ze om gaat en haar eigen beslissingen nemen. Maar Nancy zit in een film uit 1924. Men had in die tijd de handen al vol aan die irritante suffragettes die ook stemrecht wilden. Dus dochters dienden strak gehouden te worden.

Filmposter of "The White Shadow" (1924)

Bij het schrijven van mijn recensies heb ik altijd één regel waar ik mij altijd aan hou; ik moet de hele film gezien hebben. Bij deze wijk ik één keer van die regel af. Ik heb het namelijk over de film “The White Shadow” uit 1924. Menig Hitchcock liefhebber (enthousiast) zal zich 3 augustus 2011 nog wel herinneren; de dag dat The New Zealand National Film Preservation Foundation melde dat er een verloren gewaande Hitchcock film was terug gevonden. Het betrof drie filmblikken van “The White Shadow” die per abuis  “Twin Sisters” en “Unidentified American Film” gelabeld waren. Helaas zijn er maar drie van de zes reels teruggevonden. Ik denk dat het archief van The New Zealand National Film Preservation Foundation helemaal over hoop is gehaald om de drie andere filmblikken te vinden, maar dat ze niet zijn gevonden. De verkeerd gelabelde filmblikken kwamen uit een donatie van een protectionist en verzamelaar die zijn hele verzameling in 1989 aan het Nieuw Zeelandse Film instituut had nagelaten. Het instituut heeft ze nu gerestaureerd en er nieuwe muziek onder gezet en zo kunnen we de eerste 40 minuten van de film nu toch nog zien.

A.B. Imeson en Betty Compson

Ik denk dat de frase “verloren Hitchcock film” niet helemaal juist is. Dit suggereert namelijk dat Hitchcock de regie had gedaan. Maar in feite had hij het scenario geschreven, de production design, art direction, set decoration en montage van de film gedaan. Het is mij niet helemaal duidelijk of hij nu ook assistant director of second unit director was. Naar wat ik heb begrepen zit daar nogal wat verschil in. De taak van de assistant director is namelijk meer een soort managersfunctie terwijl de Second Unit director een eigen deel van de film schiet in de stijl van de regisseur, terwijl die op een andere lokatie zijn deel van de film schiet. Over het algemeen wordt aangenomen dat Hitchcock de assistant director was van deze film.

Alfred Hitchcock

Maar aangezien Hitchcock ook aan de snijtafel zat zien we toch wel een klein beetje van wat hem later zo goed en beroemd zou maken; suspense. Na 12 minuten krijgt Nancy namelijk een aanvaring met haar vader. In het ritme van de beeldwisseling zien we al de typische spanningsopbouw die Hitchcock nog vaker zou gaan gebruiken.

Twee recensies van "The White Shadow" geschreven vlak na de première in 1924

Hitchcock schreef het scenario naar de ongepubliceerde roman “Children of Chance” dat geschreven werd door Michael Morton. Morton schreef voornamelijk toneelstukken die ook op Broadway werden opgevoerd. Zijn eerste Broadway toneelstuk werd al in 1897 opgevoerd. Sins die tijd schreef hij aan de lopende band Broadway toneelstukken waaronder in 1914 “The Yellow Ticket” die maar liefst 183 keer werd opgevoerd. Zijn adaptatie van Agatha Christies roman "The Murder of Roger Ackroyd” was minder succesvol. Het bleef bij 24 opvoeringen in 1932. Maar hij heeft het niet gemerkt want hij stierf een jaar eerder. Veel van zijn toneelstukken zijn in de loop der jaren verfilmd. Enkele meerdere malen waaronder “The Yellow Ticket” en “Woman to Woman” die allebei maar liefst drie keer werden verfilmd.

Betty Compson en A.B. Imeson

“The White Shadow” werd geregisseerd door Graham Cutts. Een jaar eerder had hij de eerste film adaptatie van Michael Mortons toneelstuk “Woman to Woman” gemaakt. Ook nam Hitchcock de taken van scenario schrijver en assistant director op zich en deed hij de art direction. Betty Compson, die in “The White Shadow” beide zusters speelt, en Clive Brook, die Nancy’s love intrest speelt in “The White Shadow” speelden ook de hoofdrollen in “Woman to Woman”. Deze werd goed ontvangen door de pers en The White Shadow werd gemengd ontvangen door de pers. The Derby Daily Telegraph verklapte gewoon het einde van de film in een recensie, maar De Hastings and St Leonards Observer prees de acteerprestaties van Betty Compson en Clive Brook en de prachtige sfeer die de film uitstraalde. De recensie vatte de film in één woord samen: “bizarre”. Dat is wel een term die mij naar de bioscoop lokt in ieder geval.

Betty Compson en Maresco Marisini?

Maar het terug gevonden deel van de film stopt nog voor het “bizarre” gedeelte, waarin de ziel van de goede zus bezit neemt van die van de rebelse zus, is begonnen.
De laatste scene die we te zien krijgen wordt op een spannend moment abrupt afgebroken. De goede zus, die op zoek is gegaan naar haar vader en zus, haar rebelse zus en hun vader bevinden zich in één ruimte, maar zie zien elkaar niet. Heel irritant deze onbedoelde cliffhanger. Laten we hopen dat de rest van “The White Shadow” ook nog een keer opduikt.

Betty Compson en Daisy Campbell